Meldingsplicht nu ook voor buitenlandse werknemers welke te werk worden gesteld in Nederland per 1 maart 2020.

Op 18 juni 2016 is in Nederland de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) ingegaan. Deze wetgeving houdt concreet in dat op basis van de WagwEU de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) kan controleren of de buitenlandse werkgever of uitzenbureau voldoet aan de arbeidswetten in Nederland. Voldoet men niet aan de regels? Dan kan de Inspectie een boete opleggen.
Om deze controle mogelijk te maken, heeft de buitenlandse werkgever vanaf 1 maart 2020 de volgende verplichtingen:
  • Op verzoek van de Inspectie SZW alle opgevraagde gegevens en inlichtingen verstrekken.
  • Schriftelijke of elektronische documenten op de werkplek in Nederland bewaren, zoals: loonbriefjes, arbeidstijdenoverzichten, arbeidsovereenkomsten, bewijzen van betaling van bijdragen socialezekerheidsregelingen, identiteitsbewijzen werknemers.
  • Contactpersoon in Nederland aanwijzen als aanspreekpunt voor de Inspectie SZW.
Digitale melding verplicht vanaf 1 maart 2020 voor personeel komende uit Duitsland of België.
Vanaf deze datum moet de buitenlandse werkgever vooraf melden wie en waar te werk wordt gesteld in Nederland vanuit zijn bedrijf. Duitsland kent bijvoorbeeld deze meldingsplicht al sinds 1996.
Controleplicht NL opdrachtgevers.
Bent u een in Nederland gevestigd bedrijf dat een onderneming of een zelfstandige uit België of Duitsland contracteert? U heeft per 1 maart 2020 een controleplicht als klant of opdrachtgever. U bent verplicht om te controleren of deze tijdelijke krachten zijn aangemeld.
Arbeidsvoorwaarden Nederland
Buitenlands personeel heeft recht op de belangrijkste arbeidsvoorwaarden die de WagwEU voorschrijft, zoals:
  • het minimumloon;
  • voldoende rusttijden;
  • veilige arbeidsomstandigheden;
  • gelijke behandeling van mannen en vrouwen;
  • een minimum aantal vakantiedagen.
Als er een algemeen verbindend verklaarde cao van toepassing is, geldt ook de harde kern van arbeidsvoorwaarden uit deze cao.
Administratieve verplichtingen buitenlandse werkgever
Op basis van de WagwEU moet de in het buitenland gevestigde werkgever die de werknemers bij een Nederlandse onderneming detacheert voldoen aan een aantal administratieve verplichtingen.
  • Inlichtingenplicht
Dit betreft de verplichting van de buitenlandse werkgever om informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW die noodzakelijk is voor de uitvoering van de WagwEU. Zo moet de buitenlandse werkgever bijvoorbeeld informatie kunnen geven over de aard van de werkzaamheden die worden verricht.
  • Administratieplicht
Deze verplichting houdt in dat de buitenlandse werkgever bepaalde documenten zoals paspoort, loonstroken, arbeidstijdenoverzichten, betalingsbewijzen, arbeidsovereenkomsten en bewijs dat sociale zekerheidspremies zijn afgedragen in het land van herkomst (A1 verklaring) op de werkplek in Nederland schriftelijk of elektronisch beschikbaar dient te hebben.
  • Aanwijzingsplicht
Deze verplichting houdt in dat de buitenlandse werkgever verplicht is om een contactpersoon in Nederland aan te wijzen die de Inspectie SZW kan benaderen en aanspreekpunt is. Dat kunt u ook zijn.
Boete
Buitenlandse werkgever vanaf 1 oktober 2016 Voor het niet voldoen aan de informatieplicht en administratieplicht kunnen sinds 1 oktober 2016 aan de buitenlandse werkgevers al boetes worden opgelegd. De bestuurlijke boete is standaard € 12.000 per werknemer maar kan onder omstandigheden gematigd of verhoogd worden.
Grensoverschrijdende inning van de boetes
Verstrekkend is tot slot nog dat de bestuurlijke boetes grensoverschrijdend geïnd kunnen worden. Dit betekent dat een buitenlandse werkgever ook door een toezichthouder uit een andere EU-lidstaat aangesproken kan worden op betaling van een boete.
Controleplicht Nederlandse onderneming
Op de in Nederland gevestigde onderneming waar de buitenlandse werknemers worden gedetacheerd, rust een controleplicht. Deze controleplicht is ingevoerd met het idee malafide buitenlandse werkgevers die zich niet kenbaar willen maken aan Inspectie SZW op te sporen.

Veranderingen in voorlopige aanslag vennootschapsbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is het aanslagbiljet voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting gewijzigd.

De rubrieken ‘Aftrek elders belast’, ‘Verrekende deelnemingsverrekening’ en ‘Verrekende belasting buitenlandse ondernemingswinst’ vervallen. In plaats daarvan komt 1 nieuwe rubriek: ‘Totaal belastingverminderingen’.

De wijziging betreft alleen voorlopige aanslagen over het boekjaar 2019 en later.

Gemeentebelastingen tot honderden euro’s hoger in 2019

De gemeentelijke woonlasten, rioolheffing en afvalstoffenheffing en onroerendezaakbelasting zullen dit jaar ‘zeer fors’ stijgen. Dat blijkt donderdag uit het jaarlijkse onderzoek van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO).

Het rijk verhoogt dit jaar de afvalstoffenbelasting met 139 procent. De lasten stijgen voor huurders het sterkst in Haarlem (18 procent, oftewel 59 euro) en dalen het sterkst in Assen (4,4 procent, 17 euro). De gemeentelijke woonlasten voor woningbezitters met een meerpersoonshuishouden stijgen gemiddeld met 29 euro (4,3 procent) tot 702 euro per jaar. Voor woningeigenaren in Den Haag zijn de lasten het laagst, 563 euro. In Enschede zijn ze het hoogst: 856 euro.

Afvalstoffenbelasting extra gestegen
Afvalverwerkers betalen afvalstoffenbelasting voor het vuilnis dat wordt verbrand of gestort en rekenen dat door aan gemeenten. Gemeenten maken hierdoor 3,5 tot 4,0 procent meer kosten.

Het is te verwachten dat de gemeentelijke belastingen jaarlijks omhoog gaan in verband met inflatie, maar de stijging van de afvalstoffenheffing valt op. Dat komt doordat gemeenten bezig zijn met verduurzaming.

Nog te weinig huishouden doen aan recyclen
Huishoudens moeten meer gaan recyclen en dat kost tijd. Gemeenten moeten huishoudens zover krijgen meer afval te scheiden zodat er meer wordt gerecycled en minder verbrand. Dat kost tijd en zolang moeten gemeenten de extra kosten dekken. Dit doen zij onder meer door de afvalstoffenheffing te verhogen.

Mag fiscus informatie flitspalen zelf verzamelen en gebruiken?

De Belastingdienst krijgt zelden het deksel op de neus als het tot een rechtszaak komt. Dat gebeurde vorig jaar wel toen een leaserijdster bezwaar maakte tegen een naheffing die de Belastingdienst haar had opgelegd op grond van de kentekenregistratie van flitscamera’s langs de snelweg.

De Belastingdienst had – en dit was niet algemeen bekend – toegang tot die gegevens om het privégebruik van ‘auto’s van de zaak’ te controleren. Door middel van flitspaalgegevens kon de dienst nagaan of de rittenadministratie die leaserijders overleggen klopt, dus of de auto zich op een bepaald tijdstip inderdaad bevond waar hij zich volgens de rittenadministratie had moeten bevinden.

Controle leaserijders
Leaserijders met een eigen bedrijf die minder dan 500 kilometer per jaar privé rijden in hun bedrijfsauto, mogen de autokosten aftrekken van hun winstbelasting. Het is voor de Belastingdienst moeilijk te controleren of die kilometeropgave correct is, vandaar dat de flitspaalinformatie handig van pas kwam.

Convenant fiscus en politie
De Belastingdienst sloot een convenant met de politie, waardoor de fiscus zelf direct toegang kreeg tot de kentekenregistratie van de snelwegcamera’s. De fiscus registreerde alle kentekens die de snelwegcamera’s vastlegden, legde die gegevens naast zijn lijst met zakelijke leaserijders en kwam in actie als er een ‘match’ was.

Hard oordeel Hoge Raad
Dat mag dus niet, oordeelde de Hoge Raad vorig jaar in de zaak van de vrouwelijke leaserijder. In de wet is nergens geregeld dat de fiscus op grote schaal zelf kentekengegevens mag verzamelen ten behoeve van de belastingcontrole. De Belastingdienst heeft deze gegevensverzameling na dit arrest gestaakt, maar maakt nog wel gebruik van flitspaalinformatie ten behoeve van de motorrijtuigenbelasting. Dit om te controleren of er inderdaad niet meer gereden wordt in auto’s waarvan het kenteken geschorst is. Vermoedelijk mag dit wel omdat de dienst deze informatie van de politie betrekt en niet langer zelf verzamelt

De BTW bestaat 50 jaar !

Reden voor een feestje, of is de btw een blok aan ons been? De inmiddels 97-jarige Johan Witteveen voerde als toenmalig VVD-minister van Financiën de btw in 1969 in. Het centrumrechtse kabinet-De Jong kwam toen met een nieuwe belasting: belasting over de toegevoegde waarde, de btw dus.

“Een prachtige belasting, heel noodzakelijk en belangrijk”, zegt Witteveen in gesprek met de NOS. Er waren destijds twee tarieven: een van 4 procent voor de eerste levensbehoeften en een van 12 procent voor de andere goederen.

Vroeger heel ander systeem
Voordat de btw er was, ging het er heel anders aan toe. Toen kende Nederland een zogenoemd cumulatief cascadestelsel, waarbij ondernemers eigenlijk belasting over belasting betaalden. Witteveen legt uit dat dat systeem tot ongelijkheid tussen ondernemers leidde, zeker als de belasting voor ondernemers in de toekomst zou gaan stijgen. “De oude omzetbelasting zou de structuur van het bedrijfsleven hebben scheefgetrokken”, zegt Witteveen. Bedrijven die de productie in eigen beheer hadden, waren in het cascadestelsel voor hun omzetbelasting namelijk voordeliger uit dan bedrijven die materiaal voor hun eindproduct moesten aankopen.

Oneerlijke voorbeelden
Een fietsenverkoper bijvoorbeeld die veel onderdelen aankocht, betaalde over ieder onderdeel belasting. En over de verkoop van de fiets moest hij omzetbelasting afdragen. Terwijl een concurrent die alle onderdelen zelf maakte en monteerde alleen belasting hoefde af te dragen over de fiets.

EEG-afspraken zorgde voor basis btw-stelsel
Bovendien was een nieuw systeem volgens Witteveen om nog een andere reden nodig. “Je kunt geen gemeenschappelijke markt hebben als je niet een belasting hebt die daar op inspeelt”, zegt Witteveen. De toenmalige EEG-landen spraken af om voor 1 januari 1970 over te gaan op een ander, “eerlijker” belastingstelsel. Dat werd dus het btw-stelsel dat we nog steeds kennen. Onder dit systeem betalen ondernemers alleen belasting over de zogenoemde “toegevoegde waarde”. Die wordt betaald door de consument, maar de ondernemer draagt het geld af aan de fiscus.

Afgelopen 50 jaar enorme stijging BTW
In 50 jaar tijd steeg de opbrengst van de btw volgens het CBS van 2,6 miljard euro tot ongeveer 53 miljard euro per jaar, een vertwintigvoudiging. Na de loon- en inkomstenheffing is de btw de belangrijkste inkomstenbron voor de overheid. Hoewel het btw-systeem fundamenteel niet is veranderd, zijn de tarieven door de jaren steeds hoger geworden. De btw-tarieven zijn sinds 1 januari 2019, door de verhoging van het lage tarief, hoger dan ooit.

Oud politicus Witteveen verdedigt verhoging
Oud VVD-politicus Witteveen vindt een verhoging niet per se verkeerd. “In de situatie dat de uitgaven erg hoog zijn is het nodig de inkomsten op te voeren. Dat kan zowel op de consumptie drukkend of op het inkomen drukkend.” Een hogere belasting op consumptie is volgens Witteveen beter, “want dat ontmoedigt het werken, de inspanning en de vindingrijkheid niet”.

In welke privégegevens mag de Belastingdienst allemaal kijken?

De Belastingdienst vraagt via een kort geding om inzage in het gebruik van een Museumkaart. De kans op een overwinning voor de fiscus is groot.

Belastinginspecteurs mogen vrijwel onbeperkt rondneuzen in het privéleven van de burger, mits zij dat doen in het kader van de belastingcontrole. Dat wettelijk recht informatie op te vragen gaat verder dan alleen bank- en inkomensgegevens. De Belastingdienst kan ook navragen waar en wanneer iemand heeft geparkeerd, wanneer hij met de trein heeft gereisd en welke tentoonstellingen een houder van een museumkaart heeft bezocht.

Inzage museumbezoek?
De Belastingdienst wil inzage in het museumbezoek van een kaarthouder die op zijn belastingaangifte heeft ingevuld dat hij of zij in 2014 in het buitenland woonde. De fiscus vermoedt waarschijnlijk dat de kaarthouder wel in Nederland verbleef en hoopt dat te kunnen aantonen via diens bezoek aan Nederlandse musea. De stichting die de Museumkaart uitgeeft weigert echter aan het informatieverzoek van de fiscus te voldoen omdat dit de privacy van de kaarthouder zou aantasten. Hierover dient een kort geding bij de rechtbank van Amsterdam over dit geschil, aangespannen door de Belastingdienst.

Fiscus staat sterk
De kans dat de rechter in het voordeel van de Belastingdienst beslist is groot. De wet geeft de fiscus ruime bevoegdheden om informatie op te vragen. Dat moet ook wel, anders kan de dienst zijn werk niet goed doen. De fiscus moet immers kunnen controleren of de ingevulde belastingaangifte waarheidsgetrouw is. Daarvoor moeten belastingambtenaren ook gegevens bij derden kunnen opvragen. Om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor huurtoeslag moet de belastingdienst kunnen nagaan welk inkomen die persoon geniet en hoeveel huur hij betaalt, of hij samenwoont en zo ja: welk inkomen die partner dan heeft.

Bedrijven moeten verplicht meewerken
Alle bedrijven en instellingen die over fiscaal relevante gegevens van belastingplichtigen beschikken, zijn verplicht die gegevens zeven jaar te bewaren. Ook burgers die bepaalde kosten van de belasting aftrekken, moeten vijf jaar later nog kunnen aantonen dat die aftrekpost gerechtvaardigd was. Zij zijn er zelf verantwoordelijk voor dat zij de bewijsstukken al die tijd bewaren. In 2013 kregen sommige Nederlanders daarmee te maken toen de Belastingdienst hun vroeg bewijs te overleggen van in 2011 gemaakte treinreiskosten. De Nederlandse Spoorwegen bleken de ov-chipkaartgegevens maar anderhalf jaar lang te bewaren, waardoor de belastingplichtigen die hun ov-chipkaartgegevens niet hadden opgeslagen en bewaard een naheffing opgelegd kregen.

Bron: Actuele Artikelen

Een crediteur die een schuldregeling weigert kan worden veroordeeld in de kosten van een proces

Het bekende uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, met rente en incassokosten, wordt voldaan. Als een schikkingsaanbod voorziet in een aanzienlijk lagere uitdeling op een uitstaande vordering dan zal de crediteur weigeren. Maar ons recht kent het zogenaamde dwangakkoord (in artikel 287a van de Faillissementswet) als het gaat om een debiteur die in een problematische schuldensituatie verkeert. Een ondernemer kan zelf in zo’n crediteurenpositie zitten, maar natuurlijk omgekeerd ook zelf zo’n debiteur zijn. De vraag die de rechter zich dan stelt is: Worden door de weigering de belangen van de overige schuldeisers en van verzoeker geschaad ? En zo ja, hebben die belangen dan voorrang boven de belangen van de crediteur?

Recente zaak

In een recente zaak overwoog de Rechtbank te Utrecht dat het schikkingsaanbod aan de schuldeisers het maximum haalbare was in deze omstandigheden. En dat de crediteur alleen maar minder zou kunnen krijgen, als het aan zou komen op een wettelijke schuldsaneringsprocedure van drie jaar lang. Dit is een zeer belangrijk gegeven in de dwangakkoord-afweging.

Belangenafweging

Volgens de crediteur (een verhuurder) zou de debiteur – zodra hij tot de arbeidsmarkt is toegetreden – aan zijn schuldeisers een hoger aanbod kunnen doen. De rechtbank was echter van oordeel dat dit niet erg aannemelijk was: het vinden van betaald werk op grond van het problematische verleden van de debiteur, zijn situatie en zijn leeftijd was onwaarschijnlijk (hij was bijna 66 jaar). Redelijkerwijs was dus niet te verwachten dat hij voor zijn schuldeisers echt meer zou kunnen sparen. Er waren ook geen vermogensbestanddelen meer aanwezig die iets zouden kunnen opleveren. De crediteur kon daarom in redelijkheid worden verplicht om aan het akkoord mee te werken, en de rechtbank wees het verzoek dwangakkoord toe.

Leeftijd kan meespelen in proceskostenveroordeling

Ook was verzocht om de crediteur te veroordelen in de kosten van de procedure. Lid 6 van artikel 287a Faillissementswet geeft daar een wettelijke grondslag voor. In de omstandigheden van dit geval waar evident is dat verzoeker binnenkort de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en waarin de verhuurder niet heeft gemotiveerd waarom de debiteur nog zou beschikken over vermogen, is de rechtbank van oordeel dat voor de verliezende partij een veroordeling in de proceskosten moet worden uitgesproken. De rechtbank beschouwt de wettelijk verplichte begeleiding in de minnelijke schuldhulpverlening als een soort rechtsbijstand en knoopt dus aan bij het tarief van de verplichte procesvertegenwoordiging, in dit geval ruim € 600,-. Deze uitleg vormt een extra prikkel voor crediteuren om in ieder geval op gemotiveerde wijze een schikking te weigeren en om hun knopen goed te tellen alvorens het op een behandeling van een verzoekschrift dwangakkoord aan te laten komen.

Bron: Actuele Artikelen

Besluit uitfasering pensioen in eigen beheer directeur-grootaandeelhouders: verlenging termijn insturen informatieformulier

Bij afkoop of omzetting van pensioenrechten hebben directeur-grootaandeelhouders voortaan een jaar de tijd om het informatieformulier in te sturen. Dit staat in het besluit dat op 31 oktober 2018 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit maakt het ook mogelijk om (ex-)partners het informatieformulier alsnog te laten ondertekenen.

De belastingdienst verlengt de termijn voor het insturen van het ‘informatieformulier Afkoop of omzetting van pensioen in eigen beheer’ tot een jaar. Directeur-grootaandeelhouders die vóór 13 december 2017 hun pensioenvoorziening in eigen beheer hebben afgekocht of omgezet, kunnen het informatieformulier ook nog insturen. Het moet dan uiterlijk op 12 december 2018 binnen zijn.

Ondertekening door (ex-)partner

Als het informatieformulier ten onrechte niet door de (ex-)partner is ondertekend, dan ontvangt u een verzoek van ons. In dit verzoek stelt de inspecteur de (ex-)partner alsnog in de gelegenheid dit formulier te ondertekenen. De inspecteur stelt hiervoor een termijn van tenminste 6 weken.

Einde aan onzekerheid

Tot en met 2019 geldt een regeling waarbij directeur-grootaandeelhouders de mogelijkheid hebben om hun pensioenvoorziening in eigen beheer met een fiscale korting af te kopen. Veel informatieformulieren kwamen te laat of zonder handtekening van de (ex-)partner binnen. Het besluit maakt een einde aan de onzekerheid bij directeur-grootaandeelhouders of ze dan nog wel recht hebben op deze regeling. Is het informatieformulier – juist en volledig ingevuld – binnen de verlengde termijn aangeleverd, dan komt de afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer (toch) in aanmerking voor de fiscale korting. Voorwaarde is wel dat de aangifte loonheffingen op tijd en volledig is ingediend en dat de loonheffingen op het afkoopbedrag zijn betaald.

Bron: Actuele Artikelen

Papieren aandeelhoudersregister is vaak niet op orde

De aandeelhoudersregistratie van bedrijven is vaak niet actueel, onvolledig, onjuist of zelfs kwijt. Dit blijkt uit een peiling van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Van de 708 deelnemende (kandidaat-)notarissen geeft 34 procent aan dat dit ‘regelmatig’ het geval is. Nog eens 35 procent zegt ‘vaak’ en 16 procent zelfs ‘heel vaak’.

CAHR?
De Tweede Kamer is begonnen aan de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel voor een centraal aandeelhouders­register (CAHR). Het CAHR geeft inzicht in wie schuil gaan achter bv’s en niet-beursgenoteerde nv’s en levert hierdoor een waardevolle bijdrage aan voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen. Het CAHR dient mede de rechtszekerheid, omdat er – zoals uit de peiling blijkt – geregeld iets mis is met de aandeelhoudersregistratie van vennootschappen. Het CAHR heeft een belangrijke toegevoegde waarde ten opzichte van het UBO-register. Dit register wordt gedeeltelijk openbaar. Veel bedrijven – met name familiebedrijven – maken zich zorgen over deze openbaarheid.

Lobby 
Voor de lobby heeft de KNB de leden een paar vragen gesteld. Hoe vaak herstructureren cliënten – met het UBO-register in zicht – hun bedrijf om registratie in dat register te voorkomen? En hoe vaak is er iets mis met het huidige aandeelhoudersregister, het zogenoemde klappertje? 22 procent van de beroepsgroep nam deel aan de peiling. 62 procent van de ondervraagden maakt ‘soms’ tot ‘heel vaak’ mee dat cliënten herstructurering overwegen, in gang zetten of hierover advies vragen om registratie in het UBO-register te voorkomen. De KNB denkt dat dit toeneemt als het UBO-register wordt ingevoerd en zal daarom in een later stadium opnieuw peilen.

Bron: Actuele Artikelen

De vennootschapsbelasting kan nóg lager

Het VK wil met „de laagste vennootschapsbelasting” ook na de Brexit buitenlandse bedrijven trekken. Maar bij vestigingskeuze is die heffing alleen niet doorslaggevend. Het Verenigd Koninkrijk staat er – net als Nederland – om bekend scherp aan de wind te zeilen op belastingvlak. En premier Theresa May liet onlangs blijken geen millimeter te zullen wijken van die koers: „Wat voor bedrijf u ook heeft, investeren in Groot-Brittannië na de Brexit geeft u de laagste vennootschapsbelasting in de G20.”

VK wil koppositie winstbelasting behouden
Sinds het Verenigd Koninkrijk de winstbelasting voor bedrijven vorig jaar verlaagde naar 19 procent, heeft het al de laagste winstbelasting van de G20: de club van de negentien belangrijkste industrielanden ter wereld en de Europese Unie. May liet blijken die ‘koppositie’ nooit uit handen te willen geven.

Ook Nederland ziet kracht van laag tarief in
Ze vindt het tarief van de winstbelasting belangrijk om de economie competitief te houden. Daarin staat ze niet alleen. Afgelopen woensdag nog zei Laura van Geest, directeur van het Centraal Planbureau, tegen NRC dat het „om je vestigingsklimaat te verbeteren logischer is om de vennootschapsbelasting te verlagen” dan de dividendbelasting af te schaffen. Het kabinet is overigens van plan om per 2021  de vennootschapsbelasting te verlagen van 25 naar 22,25 procent.

Hoe belangrijk is de hoogte van de vennootschapsbelasting voor het aantrekken van investeringen?
„Het is een van de eerste zaken waar ondernemingen op letten”, zegt Raymond Luja, hoogleraar rechtsvergelijkend belastingrecht in Maastricht. Volgens hem speelt de vennootschapsbelasting met name een rol bij de „voorselectie” door buitenlandse bedrijven die investeringen over de grens overwegen. Mede op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting stellen ze een shortlist van landen samen. Vervolgens maken ze op basis van meer criteria een definitieve keuze: naast de fiscale omstandigheden gaat het dan bijvoorbeeld om infrastructuur en arbeidsmarkt.

De winstbelasting voor bedrijven blijft daarmee op het internationale economische toneel een grote rol van betekenis spelen.

Bron: Actuele Artikelen