Blog

Onderneming & Bewindvoering

Meer ondernemers en zzp’ers komen in de knel door financiële problemen. De gemiddelde schuldenlast van een ondernemer bij aanmelding bij de schuldhulpverlening is inmiddels opgelopen tot € 142.000. Bewindvoerders krijgen in toenemende mate verzoeken om hulp van ondernemers met schulden. Bij deze stijgende trend moet worden bedacht dat als het tot een intake komt, er dan veelal sprake is van een voorafgaande periode van drie jaar overleven.

Vroege signalering noodzakelijk
Daarom is volgens deskundigen in de ondernemingsadvisering het inzetten op vroegsignalering en het geven van voorlichting zo belangrijk, en ook zou het taboe op schulden eraf moeten. Er blijkt bij ondernemers sprake van veel schaamte: financiële problemen koppelt men immers snel aan slecht ondernemerschap. Het is juist deze veronderstelling die het tijdig zoeken van deskundige hulp belemmert.

Oorzaken financiële problemen ondernemersDe oorzaken van financiële problemen van ondernemers zijn heel divers. Soms lopen privé en zaak door elkaar heen. Soms is er ruzie met zakelijke partners, soms gaat het om het ontbreken van ondernemersvaardigheden. Belastingschulden – zoals de niet tijdige afdracht van omzetbelasting – kunnen al snel voor toenemende problemen zorgen. Soms speelt ook een ingrijpend life event waardoor de focus op het ondernemen verdwijnt. Het kan elke ondernemer gebeuren, ook de meer succesvolle. Er zijn op zichzelf wel de nodige tools beschikbaar om ondernemers te helpen, zoals een dwangakkoord, waarmee een ondernemer in betalingsmoeilijkheden naar de schuldeisers kan gaan. Het ‘payrollarrest’ van de Hoge Raad (HR 12-08-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7799)  heeft een enorme invloed gehad op het ontstaan en groei van dit dwangakkoord. Beter nog is vroegsignalering die voorkomt dat de schulden ontstaan of zo hoog worden.

Advisering ondernemers in betalingsmoeilijkheden
Iedereen die recht heeft op schuldhulpverlening, moet dat ook kunnen krijgen, dus ook ondernemers. Indien een beschermingsbewind nodig is om dat traject te ondersteunen, dan zou ook dat mogelijk moeten zijn. Het is nu – ondanks de komst van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening – bij iedere gemeente op een andere manier geregeld en men is afhankelijk van de aanwezige kennis. Een ander praktisch probleem waar vereenvoudiging gewenst is, zijn de toeslagen. Er zijn ondernemers in de betalingsproblemen die recht hebben op toeslagen, maar deze niet hebben aangevraagd. Men zegt door slechte ervaringen met terugvorderingen nooit meer een toeslag te willen. Een geringe misstap in de toepassing van de toeslagen wordt algauw als fraude beschouwd waardoor men een boete riskeert. Zelfs zelfredzame en probleemoplossingsgerichte mensen als ondernemers snappen het systeem niet. Deze administratie veroorzaakt stress en kost tijd die beter aan het ondernemen besteed kan worden.

Bewindvoerders en ondernemers met financiële problemen
en beschermingsbewind en een zelfstandige onderneming lijkt haaks op elkaar te staan: men is wel-of-niet-zelfredzaam. Maar het is de vraag of die klassieke tegenstelling nog wel zo vanzelfsprekend is, als men de focus legt op de tijdelijke aard van de meeste problemen en op goede doorstartmogelijkheden in ieders belang. De schuldhulpverlening laat die terughoudendheid meer varen en gaat samenwerken met beschermingsbewindvoerders. Want ook voor ondernemers kan een (tijdelijk) bewind een prima instrument zijn om uit de betalingsproblemen te komen.

Bron: Actuele Artikelen

Steeds meer schenkers sluiten zich aan bij het Cultuurfonds

Het Prins Bernhard Cultuurfonds, dat al bijna tachtig jaar de motor van cultureel Nederland draaiende houdt met de ondersteuning van duizenden mooie en bijzondere projecten per jaar, is adviseur in filantropie voor particulieren, ondernemers en bedrijven.

Mecenaat op Maat 
Speciaal voor cliënten die nauwer betrokken willen zijn bij hun schenking en de besteding daarvan, heeft het Cultuurfonds het zogenoemde Mecenaat op Maat ontwikkeld. “Dan is de schenker nog nadrukkelijker betrokken bij de besteding van zijn geld. Als Cultuurfonds doen we dan een bestedingsvoorstel voor een of meer projecten. De mecenas denkt actief mee welk project het beste past bij zijn ideeën en op welke manier hij betrokken wil worden.” Ook als de mecenas er niet meer is, blijft de administratieve ondersteuning beschikbaar.

Bron: Actuele Artikelen

Geen enkele boete voor nep-zzp’ers uitgedeeld

Het vorige kabinet, Rutte II, bedacht de Wet DBA om een einde te maken aan ‘schijnzelfstandigheid’, maar er is de afgelopen twee jaar geen enkel bedrijf beboet voor het inhuren van zogenoemde ‘schijnzelfstandigen’. In mei 2016 kwam er een wet om de inhuur van nep-zzp’ers beter en vaker te kunnen bestraffen.

Bedrijven vonden de wet onduidelijk en waren bang dat er veel boetes zouden worden uitgedeeld. Daarom besloot het vorige kabinet om nog niet voluit te handhaven. Wel zouden „evident kwaadwillende” bedrijven beboet worden. Het huidige kabinet zette die lijn voort.

Onderzoeken belastingdienst
De Belastingdienst zegt dat het sindsdien 49 onderzoeken heeft ingesteld naar „mogelijke evident kwaadwillenden”. In 38 gevallen kon de fiscus het bewijs niet leveren en werd het onderzoek gestaakt. Elf onderzoeken lopen nog. De Belastingdienst is van plan om op korte termijn meer controles uit te voeren. De fiscus moet van het kabinet straks niet alleen „evidente” maar ook „opzettelijke” schijnzelfstandigheid kunnen bewijzen.

Voordelen zzp-er voor opdrachtgever
Voor bedrijven is het goedkoop om zzp’ers in te huren omdat ze voor hen geen premies voor pensioen of sociale lasten hoeven te betalen. Ook hebben ze dan niet te maken met de relatief strenge ontslagregels in Nederland. Volgens onderzoek van Oeso, de club van rijke landen, voldoet zo’n 15 procent van de Nederlandse zzp’ers aan de kenmerken van een schijnzelfstandige. Bijvoorbeeld omdat ze maar één opdrachtgever hebben en niet vrij zijn in hun bedrijfsvoering.

Bron: Actuele Artikelen

Forse belastingverhoging nodig om van aardgas af te komen

Er is een belastingverhoging van ongeveer 75 procent nodig om particulieren, bedrijven en woningcorporaties zo ver te krijgen dat ze hun woning en bedrijfsgebouwen van het aardgas afkoppelen. Om de aanschaf van elektrische warmtepompen financieel aantrekkelijk te maken, moet de belasting op stroom juist met meer dan 50 procent omlaag.

Aanpassing tarieven energiebelasting
Het Klimaatakkoord moet ervoor zorgen dat de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent gedaald is. Kleinverbruikers betalen sinds de invoering van de energiebelasting 26 cent per kubieke meter aardgas en 10,5 cent voor elk kilowattuur stroom. In het voorstel van Samsom gaat de gasbelasting de komende jaren met 20 cent omhoog en de stroomheffing met 6,5 cent omlaag. De klimaattafel wil dat de energiebelasting voor grootverbruikers procentueel evenveel stijgt als die voor kleinverbruikers. Grootverbruikers hebben nu een belastingtarief van 1 tot 6 cent per kubieke meter.

Warmtepompinstallatie
De overstap van aardgas naar een warmtepompinstallatie is duur, omdat bestaande woningen hiervoor verbouwd moeten worden. De onderhandelaars verwachten dat de kosten voor een warmtepomp snel zullen dalen naarmate de warmtepomp massaal op de markt wordt gebracht.

Nederlandse klimaatakkoord
Samsom is door Minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat aangewezen als onderhandelaar voor het Nederlandse klimaatakkoord. Het adviesorgaan bestaat uit onder meer gemeenten, milieuorganisaties, woningcorporaties, huiseigenaren, energie-, bouw- en installatiebedrijven, vakbonden en banken. Uiteindelijk is het aan de Tweede Kamer of de voorstellen van Samson en andere onderdelen uit het Klimaatakkoord ook echt wordt uitgevoerd.

Bron: Actuele Artikelen

Regeling onderhoud monumentenpanden gaat veranderen

Den Haag erkent het belang van de financiële ondersteuning voor onderhoud aan rijksmonumenten; “dit erfgoed is een onmisbare bouwsteen voor de samenleving”. Bij afschaffing van de fiscale aftrek voor onderhoud aan rijksmonumenten dient er dus een andere maatregel in de plaats te komen teneinde onderhoud aan aan ons erfgoed aantrekkelijk te houden en mogelijk te maken. Het erfgoed moet immers in stand blijven.

Subsidieregeling
Het idee is nu om de fiscale aftrek om te vormen naar een subsidieregeling. Hierbij zal de focus komen op monumentale elementen enerzijds en anderzijds zal getoetst worden op de kwaliteit van het onderhouden. Dat laatste is nu niet het geval en verder wordt nu ook fiscale aftrek verleend voor onderhoud aan Cv-installaties en dergelijke. De focus gaat gericht worden op puur behoud van de historische waarden en dus de historische elementen.

Fiscale aftrek verdwijnt per 2019
Deze subsidieregeling wordt gezien als beter en meer gericht op het doel: behoud van het erfgoed. Daarom komt de fiscale aftrek voor onderhoud aan monumenten per 1 januari 2019 te vervallen en wordt deze door een subsidieregeling.

Nieuwe regeling
Er komt dan één nieuwe regeling voor onderhoud. Deze geldt voor zowel alle huidige als toekomstige eigenaren van rijksmonumenten. Ten behoeve van de instandhouding van het monumentale pand kunnen de eigenaren een beroep doen op de subsidie. Deze zal dan maximaal 35% van de instandhoudingskosten bedragen die worden gemaakt bedragen. Dit zou gelijkwaardig zijn aan de huidige tegemoetkoming via de fiscale aftrek.
Dus is er nog onderhoud dat niet onder de “instandhoudingseis” zal vallen dan is het goed daar dit jaar nog werk van te maken.

Bron: Actuele Artikelen

Fiscus keert kinderopvangtoeslag uit voor recordaantal kinderen

De Belastingdienst heeft vorig jaar voor 882.000 kinderen kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Dat is het hoogste aantal ooit.

Het aantal kinderen waarvoor de toeslag uitbetaald werd, steeg in 2017 met 64.000 ten opzichte van het voorgaande jaar. Hoewel het aantal kinderen in de dagopvang en op de buitenschoolse opvang (bso) afgelopen jaar steeg, werden er ongeveer evenveel kinderen als in 2016 door erkende gastouders opgevangen.

Ruim 62 procent van de huishoudens die vorig jaar kinderopvangtoeslag ontvingen, heeft een inkomen dat tot de 30 procent hoogste inkomens in Nederland gerekend kan worden. Het gaat dan ook vooral om tweeverdieners. Om de toeslag te krijgen, moeten beide partners werken, een opleiding of een traject naar werk volgen, of aan een inburgeringscursus deelnemen.

In totaal keerde de fiscus in 2017 ruim 2,3 miljard euro aan kinderopvangtoeslag uit aan bijna 583.000 huishoudens. Gemiddeld ging het om een bedrag van 4.000 euro.

bron: aktuele artikelen

Onjuist gebruik btw-identificatie van zzp-ers

De Belastingdienst mag niet langer het bsn-nummer verwerken in het btw-identificatienummer van zzp’ers. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft na een onderzoek vastgesteld dat het in strijd is met de wet, en wil dat de fiscus er per 1 januari mee stopt. Als dat niet gebeurt, dan kan de Belastingdienst een dwangsom krijgen opgelegd.

Zzp’ers moeten hun btw-identificatienummer vermelden op hun facturen en op hun website. Het nummer is toegekend door de Belastingdienst, die het heeft opgebouwd uit het burgerservicenummer (bsn), voorafgegaan door “NL” en de toevoeging “B”, plus een volgnummer.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) stelt dat het bsn vertrouwelijk is en alleen is bedoeld voor communicatie tussen overheid en burger.

Door het nummer bij zzp’ers openbaar te maken, zadelt de Belastingdienst hen op met het risico van identiteitsfraude. In combinatie met andere persoonsgegevens, zoals woonplaats, geboortedatum en bankrekeningnummer, kunnen fraudeurs op naam van de zzp’er bijvoorbeeld bestellingen doen, een auto huren of goederen te koop aanbieden op internet, zonder die na betaling te leveren.

bron: aktuele artikelen

Zelfstandigen en schuldhulp

Wat te doen als je als zelfstandige met je onderneming in zwaar weer terechtkomt en de schulden je zelfs boven het hoofd groeien ? Kan je dan aanspraak maken op een vorm van hulpverlening ? Op grond van de individuele omstandigheden kan wel de toegang tot de schuldhulp worden geweigerd, maar het enkele feit dat sprake is van een onderneming is onvoldoende om geen schuldhulpverlening aan te bieden. Gemeenten vinden soms dat zij ondernemers niet hoeven toe te laten tot schuldhulpverlening omdat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004) passend en toereikend is. Het Bbz 2004 is een bijzondere bijstandsregeling voor startende en gevestigde zelfstandigen bedoeld als tijdelijk sociaal vangnet.

Toets van levensvatbaarheid
Als een zelfstandige met schulden bij de gemeente voor hulp aanklopt, stelt de gemeente in het kader van het Bbz eerst vast of die schulden de continuïteit van het bedrijf bedreigen en of het bedrijf nog levensvatbaar is. Als het bedrijf levensvatbaar is, maar door schulden in de problemen is gekomen, kan de gemeente de Bbz-regeling inzetten, bijvoorbeeld door een lening voor herfinanciering te verstrekken. Kern van de regeling is dat het bedrijf van de gevestigde zelfstandige of het op te starten bedrijf levensvatbaar moet zijn. Als het inzetten van het Bbz niet tot de mogelijkheden behoort, komt de schuldhulpverlening door de gemeente in beeld. Dan bestaan verschillende vormen van dienstverlening, opdat de zelfstandige op termijn zijn financiën weer verantwoord zelf ter hand kan nemen, bijvoorbeeld stabilisatie, budgetadvies/-beheer of het treffen van een schuldregeling met schuldeisers. Als het gaat om het treffen van een schuldregeling mag van de schuldenaar worden verwacht dat hij geen nieuwe schulden maakt en dat hij een (in zekere mate) stabiel inkomen heeft waarmee hij een deel van zijn schulden kan aflossen. Voor mensen met een onderneming kan het lastig zijn aan deze voorwaarden te voldoen.

Cijfers stoppende zelfstandigen en schuldhulp aan ondernemers
De Staatssecretaris heeft geen cijfers beschikbaar omtrent het aantal (voormalige) zelfstandigen dat – om aanspraak te maken op gemeentelijke schuldhulpverlening – is gedwongen te stoppen met zijn of haar bedrijf, en welk deel van hen vervolgens aan de slag kon gaan als werknemer in loondienst. Deze gegevens worden voor de gemeentelijke schuldhulp niet op landelijk niveau geregistreerd. Binnen de wettelijke schuldsaneringsprocedure (het mogelijke vervolgtraject bij de rechtbank) vindt wel registratie plaats van het aantal (ex-) ondernemers. In gemiddeld 20% van de schuldsaneringsprocedures gaat het om een (ex-) ondernemer (circa 1600 gevallen). Het overgrote merendeel hiervan moest de onderneming beëindigen en is als werknemer in loondienst aan de slag gegaan. De mediane schuldenlast bij (ex)ondernemers in 2016 bedroeg: € 97.783.

Gedwongen stopzetting onderneming en arbeidsparticipatie
De gemeentelijke schuldhulpverlening is erop gericht om samen met de schuldenaar een oplossing te vinden, via gezamenlijke inspanningen om de (arbeids)participatie van de schuldenaar te behouden of te verhogen. Iemand verplichten om een onderneming, indien deze rendeert, stop te zetten, staat hier haaks op. Sommige ondernemingen vragen echter om voortdurende investeringen. Het tegelijk maken van schulden, in de vorm van investeringen in het bedrijf, staat op gespannen voet met de belangen van de schuldeisers, die later in een schuldsanering mogelijk een (aanzienlijk) deel van hun vordering zien kwijtgescholden. Als het de aard van de onderneming / de conjunctuur in de branche is (of de schuldenaar als leidinggevende !) die de oorzaak is van de problematische schuldensituatie, dan is een voortzetting ook een continuering van het ontstaan van (meer) schulden. In die situatie kan het redelijk zijn dat de schuldhulp stopzetting van de bedrijfsactiviteiten verlangt, indien de onderneming niet rendeert. Ook budgetcoaching is een vorm van schuldhulp. Het Bbz biedt voor een deel van de  zelfstandigen – bij levensvatbaarheid van de onderneming – dus een passende oplossing. Een ander deel zal meer geholpen zijn met de reguliere dienstverlening in de schuldhulpverlening. Het is in de ogen van de Staatssecretaris aan de gemeenten om hierin een beslissing te nemen.

bron: aktuele artikelen

Overgangsregeling voor afschaffing aftrek rente binnen fiscale eenheid vpb.

Met terugwerkende kracht tot 25 oktober 2017, 11.00 uur, wordt de fiscale-eenheidsregeling in de vennootschapsbelasting gewijzigd. Hoe de wijzigingen er precies uit gaan zien is nog niet geheel duidelijk maar er zal in ieder geval sprake zijn van rente-aftrekbeperkingen. Voor het mkb mogelijk met relatief grote gevolgen.

De Staatssecretaris van Financiën komt daarom met de overgangsregeling dat op bepaalde groepsleningen tot het eind van dit jaar onder voorwaarden de renteaftrekbeperking niet van toepassing zal zijn. Wat speelt er?

Fiscale eenheid voldoet niet aan EU-regels
Het hoogste hof, het Europese Hof van Justitie heeft in februari van dit jaar beslist dat ons regime van de fiscale eenheid niet voldoet aan de EU-regels. In oktober zag Den Haag dat al aankomen en is op 25 oktober 2017 11.00 uur een spoedreparatie aangekondigd, inhoudende dat we moeten doen alsof er geen sprake is van een fiscale eenheid is voor de als de dividendbelasting. Met name voor wat betreft de aftrekbaarheid van bepaalde rentebetalingen voor groepsleningen kan dit gevolgen hebben!.

Overgangsmaatregel?
Aangekondigd is dat er een overgangsmaatregel gaat gelden. Deze ziet op de renteaftrekbeperking die in de vennootschapsbelasting geldt voor bepaalde groepsleningen. De zogenaamde 10a- leningen of te wel de leningen die verband houden met onder andere een winstuitdeling of een teruggaaf van kapitaal. Blijft de totale rente op dergelijke leningen onder € 100.000 dan blijkt correctie tot en met 31 december 2018 achterwege.

Voorwaardelijke overgangsregeling
Deze overgangsregeling is wel voorwaardelijk:

  • op 25 oktober 2017, 11.00 uur moet de betreffende lening al bestaan
  • bedraagt de de totale rentekosten meer bedragen dan € 100.000, geldt de aftrekbeperking voor alle rente, dus ook voor de eerste € 100.000.

Op deze manier wordt, zoals de Staatssecretaris aangeeft met name aan het mkb tijd gegeven om tot reparatie van de leningen over te gaan.

Wordt mogelijk vervolgd. Zoals nu bekend is geworden zou de uitspraak van het Hof mogelijk gebaseerd zijn op onjuiste feiten en zou de uitspraak zelf ook niet deugdelijk zijn.

bron: aktuele artikelen

Kinderalimentatie in samengestelde gezinnen

Gezinssituaties worden steeds ingewikkelder. Veel relaties/huwelijken stranden en er worden vervolgens weer nieuwe relaties/huwelijken aangegaan. Vaak zijn ook kinderen aanwezig in deze gezinnen.

We spreken over een samengesteld gezin, indien minimaal één van de ouders een kind heeft uit een vorige relatie. De situatie kan uiteraard zeer complex worden indien beide ouders één of meerdere kinderen uit een vorige relatie hebben, ze samen één of meerdere gezamenlijke kinderen krijgen en hun ex-partner(s) ook weer kinderen krijgen in hun nieuwe relatie, dan wel de nieuwe partner van die ex al eigen kinderen heeft.

Consequenties kinderalimentatie
Los van alle emotionele perikelen die dit met zich kan brengen, ontstaat ook een ingewikkelde situatie om de kinderalimentatie juist te berekenen.
Voor het berekenen van de juiste kinderalimentatie zal eerst de behoefte van het kind bepaald moeten worden. De behoefte wordt bepaald aan de hand van het netto gezinsinkomen van de eigen ouders van het kind, kort voor het uiteengaan van die ouders. Vervolgens zal voor het invullen van die behoefte gekeken moeten worden wie onderhoudsplichtig is voor het kind. Onderhoudsplichtig zijn sowieso de eigen ouders van het kind, daarnaast kan ook de stiefouder onderhoudsplichtig zijn indien het kind tot het gezin behoort en de stiefouder is getrouwd met de echte ouder. Zo kan het gebeuren dat iemand voor kinderen uit twee gezinnen onderhoudsplichtig is, waar drie situaties aan de orde zijn voor het berekenen van de behoefte en de draagkracht. Stel een man is gescheiden, hij heeft bij zijn ex-vrouw twee kinderen. Hij trouwt opnieuw met een vrouw die al twee kinderen heeft uit een eerdere relatie en die bij hen wonen en samen krijgen ze nog een kind. Deze man is dus onderhoudsplichtig voor alle vijf de kinderen. Voor het bepalen van de behoefte van deze kinderen is het inkomen van de eigen ouders van alle kinderen bepalend, er wordt dus drie keer een behoefte bepaald. Voor het bepalen van de hoogte van de door zijn nieuwe vrouw te ontvangen kinderalimentatie voor haar twee kinderen uit haar vorige relatie, dienen we te beschikken over de inkomensgegevens van zowel de beide ouders van die kinderen, als het inkomen van de man uit deze casus. Vaak is het lastig om alle financiële gegevens boven water te krijgen, want niet iedereen zit er op te wachten zijn inkomensgegevens kenbaar te maken aan de ex van zijn partner. Het niet overleggen van financiële gegevens kan echter vergaande consequenties hebben. De rechter kan besluiten het inkomen te schatten.

Omdat de behoefte van een kind wordt bepaald aan de hand van het inkomen van zijn eigen ouders, kan het voorkomen dat kinderen in een zelfde gezin een verschillende behoefte hebben. Het kan dus ook voorkomen dat de draagkracht van een ouder niet gelijk over al zijn kinderen wordt verdeeld, maar naar rato van de behoefte van de kinderen, zodat voor het ene kind meer geld aangewend kan worden dan voor het andere. Dit geeft natuurlijk een vreemde situatie waarvan je mag hopen dat dit in de praktijk wel naar redelijkheid opgelost wordt zodat niet bij wijze van spreken het ene kind een magnum krijgt en het andere kind het moet doen met een raketje.